Op 1 januari 2019 is de Wet vergoeding affectieschade in werking getreden. Destijds is aan de Tweede Kamer toegezegd dat de wet na vijf jaar geëvalueerd zou worden. Dit onderzoek is intussen in opdracht van het WODC uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Utrecht. Op 16 december 2024 heeft de staatssecretaris van rechtsbescherming de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie en de voorgenomen wetswijziging. De conclusie is kort samengevat: “de wet doet wat ermee beoogd werd, namelijk het bieden van erkenning aan naasten”. Tegelijkertijd is er wel een aantal knelpunten waarvoor aanpassingen worden voorgesteld.
De Wet vergoeding affectieschade
Affectieschade is de schade die wordt geleden door het verdriet om de verwonding of het overlijden van een ander. Sinds 1 januari 2019 is het voor naasten, onder voorwaarden, mogelijk om aanspraak te maken op vergoeding van die affectieschade (art. 6:107 lid 1 onderdeel b BW; art. 6:108 lid 3 BW). De Wet vergoeding affectieschade (de “Wet”) beoogt een vorm van erkenning en genoegdoening te bieden aan naasten voor het leed dat zij ondervinden als een dierbare overlijdt of ernstig en blijvend gewond raakt door toedoen van een ander. De Wet zou na vijf jaar geëvalueerd worden. Door de onderzoekers is beoordeeld in hoeverre de Wet de beoogde doelstelling heeft behaald. De Staatssecretaris licht toe dat het oordeel niet los kan worden gezien van de voornaamste nevendoelstelling van de wet: het voorkomen van discussie door uit te gaan van een vaste kring van gerechtigden en gestandaardiseerde bedragen.
Algemeen: evaluatie
Uit het onderzoek blijkt dat de wet in algemene zin voldoet aan haar doelstelling: zij biedt erkenning aan naasten zonder al te veel discussie. De naasten die vergoeding voor affectieschade hebben ontvangen hebben goede ervaringen met het vaststellen van het recht op vergoeding van affectieschade, de doorlooptijd, informatie over de afhandeling, de afwikkeling en de hoogte van het ontvangen bedrag. Bij invoering van de Wet bestonden er meerdere discussiepunten, zoals over het criterium ‘blijvend en ernstig letsel’, de wettelijke kring van gerechtigden, de gestandaardiseerde bedragen, de samenloop tussen affectieschade en shockschade. Uit het onderzoek blijkt dat deze knelpunten zich in de praktijk zich niet of slechts in geringe mate hebben voorgedaan. Hierna wordt de evaluatie van een aantal van die knelpunten besproken.
Vaste kring der gerechtigden: evaluatie
De Wet gaat uit van een vaste kring van gerechtigden (art. 6:107 lid 2 en 6;108 lid 4 BW). Het gaat om partners, ouders en kinderen, en anderen die in gezinsverband in een zorgrelatie tot elkaar staan. Ook voorziet de Wet in een zogenoemde hardheidsclausule. Een persoon kan alsnog voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komen, als zij “ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt”. Uit onderzoek is gebleken dat met name broers en zussen een beroep doen op de hardheidsclausule. Zij zijn niet opgenomen in de vaste kring van gerechtigden en ondervinden tegelijkertijd vaak groot leed door het overlijden of het blijvende en ernstige letsel van een broer of zus. In een eerder artikel kwam aan de orde dat de zussen van Gino van der Straeten met een beroep op de hardheidsclausule met succes aanspraak konden maken op vergoeding van affectieschade.
Uit onderzoek blijkt dat zowel professionals als naasten menen dat broers en zussen aanspraak zouden moeten kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Dit zou primair betrekking moeten hebben op de ‘inwonende’ broers en zussen. Tegelijkertijd komt uit het onderzoek naar voren dat ook ‘uitwonende’ broers en zussen tot de kring der gerechtigden gebracht zouden moeten worden, met name om pijnlijke discussies en geschillen te voorkomen. Immers, ook op uitwonende broers en zussen kan het overlijden of het ernstige en blijvende letsel van het slachtoffer grote impact hebben en veel leed veroorzaken. Nog een stap verder is de vraag hoe moet worden omgegaan met de in het rapport aangeduide “huidige, moderne gezinsvormen”. Moet enkel worden uitgegaan van juridische familiebanden of staat artikel 8 EVRM (het recht op familie- en gezinsleven) daaraan in de weg? In het deskundigenonderzoek komt naar voren dat feitelijke familiebanden bepalend zouden moeten zijn.
De Staatssecretaris laat weten dat er gewerkt wordt aan een wetsvoorstel om broers en zussen op te nemen in de vaste kring van gerechtigden. Het zal daarbij gaan om zowel juridische broers en zussen, als moderne gezinsvormen en zowel thuis- als uitwonende broers en zussen. Wel zal voor thuis- en uitwonende broers en zussen onderscheid gemaakt worden in de toe te kennen bedragen.
De hardheidsclausule blijft overigens wel bestaan. Dit biedt ook in de toekomst de mogelijkheid om in bijzondere situaties vergoeding van affectieschade toe te kennen aan personen die buiten de vaste kring der gerechtigden vallen.
De gestandaardiseerde bedragen: evaluatie
De vergoeding die kan worden toegekend heeft een symbolisch karakter, omdat het verdriet niet goed in concrete bedragen tot uitdrukking kan worden gebracht. Bovendien laten zaken zich lastig met elkaar vergelijken. In het Besluit vergoeding affectieschade zijn daarom standaardbedragen opgenomen. De vaste bedragen variëren van € 12.500,- tot € 20.000,-. Deze bedragen verschillen al naar gelang de aard van de affectieve schade, de aard van het schadeveroorzakende feit (misdrijf of niet) en de soort personenschade (letsel of overlijden) van het slachtoffer.
De Staatssecretaris stelt voor om de gestandaardiseerde bedragen te verhogen. Er wordt daarbij niet uitgegaan van indexering, maar van herijking. Omdat het gaat om symbolische bedragen, zullen ronde bedragen gehanteerd (blijven) worden. In het gewijzigde zullen de bedragen worden verhoogd met 12,5% en die verhoging zal gelijktijdig met het wetsvoorstel in consultatie worden gegeven. De verhoogde bedragen variëren na verhoging van € 14.000 tot € 22.500.
Ernstig en blijvend letsel: evaluatie
Vergoeding van affectieschade is mogelijk bij overlijden van het slachtoffer en bij ernstig en blijvend letsel. In de memorie van toelichting was opgenomen dat het vereiste van ernstig en blijvend letsel betekent dat het vooruitzicht ontbreekt dat de letselgevolgen na verloop van tijd verminderen, althans in die mate verminderen dat het letsel niet meer als ernstig valt aan te merken (MvT, Kamerstukken II 2014/15, 35257, 3, p. 3). Ook werd aangenomen dat bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer sprake zal zijn van ernstig en blijvend letsel. Naast de functiestoornis kan ook de invloed van het letsel op het leven van het slachtoffer en de naaste van belang zijn. Op die manier kan ook niet ernstig letsel leiden tot een zware verstoring van de mogelijkheid tot persoonlijk contact tussen slachtoffer en naaste. Denk dan bijvoorbeeld aan ernstige karakter- of gedragsveranderingen, algeheel verlies van vermogen tot spreken, functieverlies van zintuigen en letsels die leiden tot verlies of een ernstige verstoring van de mogelijkheid tot lichamelijk contact, zoals brandwonden (MvT, Kamerstukken II 2014/15, 35257, 3, p. 13).
Uit het onderzoek blijkt dat de ernst van het letsel per zaak varieert, evenals de impact daarvan op het slachtoffer en de naaste. De omstandigheden van het geval zijn bepalend. Volgens de onderzoekers is het daarom niet wenselijk om het criterium ernstig en blijvend letsel op voorhand nader inhoudelijk af te bakenen.
De Staatssecretaris laat weten dat er vooralsnog geen nadere concretisering zal plaatsvinden voor het begrip blijvend en ernstig letsel. Dat geldt in het bijzonder voor de positie van naasten in ontuchtzaken met kinderen, waarvoor de onderzoekers een aantal mogelijke benaderingen hadden beschreven. De Staatssecretaris beschrijft dat de ernst van het psychisch letsel en de impact van de naasten ook in dat soort zaken per persoon kunnen verschillen en om die reden dan ook geen aanleiding ziet om bij besluit categorisch onderscheid te maken tussen verschillende situaties.
Conclusie
De evaluatie van de Wet is positief. De Wet voldoet aan haar doelstelling en de naasten en professionals zijn positief. Op een aantal knelpunten heeft de Staatssecretaris aanpassingen voorgesteld. Het meest relevant is de uitbreiding van de vaste kring van gerechtigden, waar al lange tijd om wordt gevraagd. Het wetsvoorstel waarin dat wordt uitgewerkt, zal naar verwachting eind 2025 in consultatie gaan. Het duurt dus nog even voordat duidelijk wordt of de voorgestelde aanpassingen al dan niet in werking zullen gaan treden.
Evelien is in 2018 afgestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Rijksuniversiteit Groningen met een scriptie over strafrechtelijke concernaansprakelijkheid. Tijdens haar studie heeft zij op beide universiteiten gewerkt als onderzoeksassistent. Evelien heeft van 2019 tot 2024 gewerkt als advocaat in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, en heeft zich daarbij onder meer gefocust op medische aansprakelijkheid en personenschade. Evelien is sinds mei 2024 als senior juridisch medewerker verbonden aan ons kantoor.
Kitty werkt al 18 jaar in de aansprakelijkheids- en verzekeringsrechtpraktijk. Samen met Kim is zij als office manager een onmisbare schakel binnen ons kantoor. Kitty werkt al jarenlang nauw samen met onze advocaten.
Kim is al vele jaren de steun en toeverlaat van Harry. Samen met Kitty is zij als office manager een onmisbare schakel binnen ons kantoor. Kim ondersteunt advocaten al meer dan 20 jaar met alle benodigde juridische en financiële werkzaamheden.
Rosanne is in 2021 beëdigd als advocaat. Tijdens haar studie in Leiden heeft zij onder meer gewerkt als docent bij de Universiteit Leiden en buitengriffier bij de rechtbank Den Haag. Rosanne is sinds de start van ons kantoor verbonden aan Kruitwagen & Partners. Op dit moment is zij ook voorzitter van de Jonge Balie Gelderland.
Imke is bijna 9 jaar advocaat en één van de oprichters van ons kantoor. Imke behandelt zaken op het gebied van onder meer beroepsaansprakelijkheid, medische aansprakelijkheid en zaak- en personenschades. Ze is assertief, doortastend en heeft oog voor de persoonlijke kant van zaken. Naast Nederlands en Engels spreekt Imke ook vloeiend Duits. Ze heeft een eenjarige studie Duits recht in Würzburg gevolgd.
Lieke is één van de oprichters van ons kantoor en bijna 9 jaar advocaat. Lieke behandelt zaken over de volle breedte van het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Haar focus ligt daarbij op beroepsaansprakelijkheid, zaak- en personenschades en polisgeschillen. ‘Gedreven’, ‘betrokken’ en ‘energiek’ zijn eigenschappen die Lieke kenmerken. Gecombineerd met inhoudelijke kennis maken die eigenschappen haar tot een gedegen advocaat. Lieke publiceert ook graag binnen haar vakgebied.
Pieter is sinds 2012 advocaat en één van de oprichters van ons kantoor. Hij is inhoudelijk sterk, denkt pragmatisch en bewaart altijd rust en overzicht. Pieter legt zich onder meer toe op zaakschades, zoals technische en brandgerelateerde kwesties, en op bijbehorende dekkingsgeschillen (AVB, BA, CAR, BOV etc.). Daarnaast is hij ook goed thuis in bijvoorbeeld medische aansprakelijkheid en fraudezaken. In 2017 rondde Pieter de Grotius specialisatieopleiding Onderneming en Aansprakelijkheid cum laude af.
Harry is de naamgever van ons kantoor en al bijna 30 jaar advocaat in de verzekeringsbranche. Zijn intensieve betrokkenheid bij cliënten en zaken kenmerken zijn werkstijl. Door zijn ruime ervaring en uitgebreide inhoudelijke kennis is Harry goed thuis in vrijwel alle soorten schadezaken. Centraal in zijn praktijk staan onder andere beroepsaansprakelijkheid, medische aansprakelijkheid, allerhande zaakschades, werkgeversaansprakelijkheid en polisgeschillen.